Over de Wheaten

In oktober 1993 verscheen er in de Hondenwereld een artikel over de Wheaten, geschreven door Mrs Maureen Holmes. Hieronder vindt u enkele stukken uit dat artikel.

Er zijn altijd Wheatens in Ierland geweest en ze kunnen meer dan tweehonderd jaar teruggevolgd worden, ofschoon ze toen niet als Softcoated Wheaten Terriers bekend waren. Er werd gesproken van Ierse Terriers, tarwekleurig, zoals de meeste vroeger tentoongestelde exemplaren van kleur waren, terwijl de helder rode, die tegenwoordig zo populair is, toen nog vrijwel onbekend was.
Zoals alle Terriers, zijn de Wheatens aardhonden. In 1932 trok een Wheaten Terrier op een veldwedstrijd voor Terriers zoveel aandacht door zijn prestatie dat enkele toeschouwers besloten het ras te gaan fokken en het op de officiële lijst van rassen erkend door de Ierse Kennelclub te laten plaatsen. Er werd een club opgericht en een standaard opgesteld. Het ras heette toen Ierse Tarwekleurige Terrier. Vanwege de tegenstand van de liefhebbers van de andere Terrierrassen – die maakten bezwaar tegen de naam – duurde het verscheidene jaren om het ras erkend te krijgen. Tenslotte werd men het erover eens dat het ras Softcoated Wheaten Terrier zou gaan heten. In augustus 1937 werd het ras erkend en op de officiële lijst van nationale Ierse rassen geplaatst en de FCI werd hiervan op de hoogte gesteld. Charlie Tim was de eerste hond die op 11 september 1937 geregistreerd werd.

In 1958 werd een drachtige teef, Holmenocks Hanaka, naar de fam. Bronkhorst-Hoffman in Den Haag gestuurd. Later volgde een reu, Holmenocks Granada. Er werden in totaal drie nesten gefokt, maar helaas is hier verder niets mee gedaan. In 1970 importeerden de heer en mevrouw Beute, Mulben Rover, gefokt door de heer M. Mullins, die werd gevolgd door Holmenock Hallila en Maretthays Kemsley. Tezamen vormden ze de fokbasis van hun kennel “Mo Lurgan”. In 1976 konden de Beute-Fabers eindelijk genoeg mensen bij elkaar krijgen, nodig om een rasvereniging op te richten. De club groeide geleidelijk van slechts 50 leden in 1976 tot ongeveer 800 leden in 1993.

De Wheaten als hond is in veel opzichten bijzonder door:

  • de warm honingkleurige, zijdeachtige vacht;
  • de wil om zijn baas te plezieren;
  • de nieuwsgierigheid die maakt dat hij met alles wat er gebeurt mee wil doen;
  • de tomeloze energie en vitaliteit die soms moeilijk binnen de perken te houden zijn;
  • de speelsheid van zelfs oude honden met hun jongere familieleden;
  • het oneindige geduld met kinderen;
  • het diepgewortelde bewakingsinstinct;
  • de heldere intelligentie;
  • het vrij zijn, tot nu toe, van de vele ziekten bij de meer populaire rassen;
  • het feit dat hij geen lawaai maakt, behalve wanneer de gelegenheid dit rechtvaardigt;
  • de niet-uitvallende vacht;
  • het aanpassingsvermogen van hun taaie geharde natuur aan alle levensomstandigheden;
  • de verdediging zonder agressie, hetgeen niet betekent dat hij niet zal vechten als hij uitgedaagd wordt.

Een SCWT is geen erf- of kennelhond! Een Wheaten is een mensgerichte hond die in menselijk gezelschap goed gedijt. Wanneer hij die aandacht niet krijgt, zal hij in allerlei ondeugd vervallen om de eenzaamheid en verveling te verdrijven. Het is belangrijk zich te realiseren dat een Wheaten, en eigenlijk elke hond, veel tijd vergt en men bereid moet zijn die te geven. Daar in de tijden van de veldwedstrijden er van hen verwacht werd initiatief en onafhankelijkheid te tonen, is het echte Terrierkarakter bewaard gebleven.
Verwacht niet van een SCWT dat hij alles na het eerste commando doet. Maar, mits consequent en vriendelijk opgevoed, zijn ze vrij gemakkelijk te trainen. De Wheaten is een laat volwassen ras, zowel naar lichaam als naar geest. Men moet dus geduld hebben. Het duurt enige tijd, ongeveer twee à drie jaar, voordat hij op zijn best is, maar hij zal tot op hoge leeftijd jeugdig, actief en speels blijven.

Bron: De Hondenwereld, oktober 1993