Rasstandaard

FCI Rasstandaard No. 40

IRISH SOFT COATED WHEATEN TERRIER

Oorsprong: Ierland

Datum van publicatie: 27-01-2001

Gebruik:
Wheaten Terriers werden altijd door kleine boeren gebruikt om ongedierte te verdelgen en te helpen bij alle andere werkzaamheden rond de boerderij. Ze zijn lange tijd ingezet bij de moeilijke jacht op dassen en otters.

Groepsindeling FCI:

Groep 3 Terriers

Sectie 1 Grote en middelgrote terriers. Geen werkproeven verplicht.

Korte geschiedenis:
De geschiedenis van de Irish Soft Coated Wheaten Terrier is tamelijk vaag doordat ze zo nauw verbonden is met die van de andere Ierse terrier rassen. Waarschijnlijk is de Wheaten de oudste van de vier rassen. In verschillende geschriften wordt melding gemaakt van “soft-coated”honden waaruit men kan concluderen dat het ras al tenminste 200 jaar bestaat.
De verwantschap van de moderne Ierse terrier met de Wheaten, hoewel minder goed gedocumenteerd, lijkt het resultaat te zijn geweest van doelbewuste kruisingen (fokexperimenten). Dus de eenvoudige Wheaten heeft waarschijnlijk vrij gevarieerde voorouders. Hoewel de Wheaten een lange voorgeschiedenis kent, werd het ras pas in 1937 erkend door de Irish Kennel Club. Het ras is sindsdien gestaag in populariteit gestegen en is nu wereldwijd bekend.

Algemene verschijning:
Een geharde, actieve hond met een korte lendenpartij, goed gebouwd, een indruk van kracht gevend. Niet te hoog en niet te laag op de benen.

Gedrag en temperament:
Levendig en dapper. Goedgehumeurd. Zeer aanhankelijk en trouw aan zijn eigenaren. Hoogst intelligent. Een betrouwbare, trouwe vriend, verdedigend, maar niet agressief.

Hoofd:
Over het geheel krachtig zonder grof te zijn. Lang, in goede verhouding tot het lichaam. Het haar van dezelfde kleur als op het lichaam.

Schedel:
Vlak en zuiver tussen de oren, niet te breed.

Stop:
Duidelijk.

Aangezichtsgedeelte:

Neus:
Zwart en goed ontwikkeld.

Snuit:
Voorsnuit niet langer dan de schedel.

Kaken:
Sterk en vastsluitend.

Gebit:
Tanden groot, regelmatig, schaar- of tanggebit, onder noch boven voorbijtend.

Wangen:
Geen duidelijk zichtbare botten.

Ogen:
Donker, donker hazelnoot, niet te groot, niet uitpuilend, goed geplaatst.

Oren:
Klein tot middelgroot, naar voren gedragen op één lijn met de schedel. Donkere onderlaag op het oor toegestaan en niet ongewoon, vergezeld van een lichtgekleurde beharing er overheen. Dit is het enige deel van de hond waar ondervacht is toegestaan.  Roze-oor of oren met een “dubbele vouw” zijn verwerpelijk.

Hals:
Middelmatig lang en sterk, maar niet zwaar. Zonder keelhuid.

Lichaam:
Niet te lang. Lengte van de schouderpunt (schoft) tot aan de basis van de staart ongeveer gelijk aan de afstand van de grond tot aan de schouderpunt.

Rug:
Sterk en recht, met een vlakke bovenbelijning.

Lendenen:
Kort en krachtig

Borst:
Diep, goed gewelfde ribben.

Staart:
Goed aangezet, niet te dik. Vrolijk gedragen, maar nooit over de rug. De staart wordt zodanig gecoupeerd dat tweederde van de oorspronkelijke lengte overblijft, aangenomen dat dit in goede verhouding met de hond is. Een ongecoupeerde staart is toegestaan.*

Ledematen:

Voorhand:
Voorbenen, vanaf elke kant bezien, volkomen recht. Stevige botten en goed gespierd.

Schouders:
Fijn, goed schuin liggend, gespierd.

Achterhand:
Goed ontwikkeld met krachtige spieren.

Dijen:
Sterk en gespierd.

Kniegewricht:
Gehoekt.

Spronggewricht:
Goed laag, noch naar binnen noch naar buiten draaiend.

Hubertusklauwen:
Dienen achter verwijderd te worden.**

Voeten:
Klein, niet gespreid. Nagels bij voorkeur zwart, maar andere kleuren zijn toegestaan.

Gangwerk en beweging:
Bij het komen en gaan, moeten de benen zich in een recht vlak naar voren en naar achteren bewegen. Goed aangesloten ellebogen. Van opzij gezien: vrije, soepele, harmonische bewegingen.

Vacht:

Haar:
Een hond met een enkelvoudige vacht. Structuur van de beharing zacht en zijdeachtig aanvoelend, niet stug. Jonge honden hiervan uitgezonderd. Trimmen is toegestaan.

Getrimde hond:
Vacht getrimd tot dicht op de huid bij de hals, voorborst en schedel, vooral lang boven de ogen en bij de onderkaak. Snorren goed ontwikkeld. Overvloedige bevedering aan de benen. De vacht op het lichaam wordt zodanig getrimd dat deze de contouren van het lichaam volgt. Staart kortgetrimd en netjes taps toelopend.

Ongetrimde hond:
De vacht mag op zijn hoogst niet meer dan 12,7 cm lang zijn. Zacht, golvend of losse krullen met de glans van zijde. Onder geen beding mag de vacht “opgebold”uitstaan als bij een Poedel of een Old English Sheepdog. Honden als zodanig geshowd, moeten onverbiddelijk achteruit gezet worden, want ze geven een verkeerd beeld van type en ras. Speciale aandacht wordt gevraagd voor de ontwikkeling van de vacht van de jonge hond. Aangezien puppy’s zelden geboren worden met de vachtstructuur van een volwassen Wheaten, moet men voorzichtig zijn bij de beoordeling van de vacht bij een jonge hond. Ze ondergaan verscheidene veranderingen in kleur en structuur voordat ze de volwassen vacht ontwikkelen. Gewoonlijk wordt deze verkregen tussen de 18 en 30 maanden. Pups worden zelden geboren met de correcte vacht voor wat betreft kleur en structuur. Ze zijn roodachtig, grijsachtig en soms zuiver tarwekleurig. Meestal met zwarte maskers. Soms een zwarte (aal)streep midden op de rug of zwarte punten aan de haren op het lichaam. Deze donkere tekening verdwijnt gedurende de groei.

Kleur:
Een mooie heldere tarwekleur in schakeringen variërend van licht-tarwe tot een rood-gouden tint.

Maat en Gewicht:

Schofthoogte:
Reuen 18 – 19 inches (46 – 48 cm). Teven iets kleiner.

Gewicht:
Reuen 40 – 45 lbs (18 – 20,5 kg). Teven iets lichter.

Fouten:
Alles wat afwijkt van wat hier boven staat, moet als een fout beschouwd worden en de ernst van de afwijking bepaalt de mate waarin dit aangerekend moet worden.

– Nervositeit. Kwaadaardigheid.
– Neus enig andere kleur dan zwart.
– Ondervoorbeet. Bovenvoorbeet.
– Een volwassen vacht die niet overal geheel zuiver tarwekleurig is.

Diskwalificerende Fouten:
– Agressief of al te verlegen.
– Elke hond die duidelijke geestelijke- of gedragsafwijkingen vertoont, moet worden gediskwalificeerd.
– Gele ogen.
– Doffe, dikke, wollige of katoenachtige haarstructuur.
– Witte vacht.
– Bruine vacht.
Met honden die één van de bovenstaande diskwalificerende fouten vertonen, moet nooit gefokt worden.

Opmerking: bij reuen dienen twee normaal ontwikkelde teelballen volledig in het scrotum te zijn ingedaald.

* Alhoewel de FCI-standaard aangeeft dat de honden worden gecoupeerd en het showen van honden met ongecoupeerde staarten toegestaan is, is het met ingang van 1 september 2001 in Nederland verboden om honden die na deze datum geboren én gecoupeerd zijn op shows in Nederland uit te brengen.
** Het verwijderen van Hubertusklauwen is in Nederland sinds 2014 alleen om medische redenen toegestaan.

 

N.B. De FCI geeft de Standaard slechts in een viertal officieel door haar erkende talen uit, te weten in het Engels, het Frans, het Duits en het Spaans. De Nederlandse vertaling is gemaakt door de dames J. Alberts en L. Borst Borreman en gepubliceerd in 2002 in het boek “25 jaar Irish Softcoated Wheaten Terriers in Nederland”. Mochten er, ondanks de zorgvuldigheid die bij het vertalen in acht is genomen, waarbij getracht is de oorspronkelijke Engelse tekst zo letterlijk mogelijk te volgen, toch interpretatie verschillen ontstaan (zijn), dan is de oorspronkelijke Ierse standaard (in de Engelse taal) maatgevend. Zie FCI Standard No 40